Regels voor het rijden

26 Eenrichtingsstraten

Eenrichtingsstraten zijn gemarkeerd met het signaal "Eenrichtingsverkeer" (408) worden gesignaleerd en geven een weg aan die alleen in de aangegeven richting mag worden bereden. Verkeerseilanden en obstakels, alsmede de rijdende tram, kunnen rechts of links worden gepasseerd.

Het is verboden om te draaien in een eenrichtingsstraat. De bestuurder mag alleen achteruit rijden voor het parkeren of aankoppelen van aanhangwagens en dergelijke.

De eenrichtingsstraat eindigt bij het signaal "Aankomend verkeer" (126).

27 Fietsstroken en fietspaden

Radweg Signal Fietspaden zijn gemarkeerd met het signaal "Fietspad" (260) gesignaleerd. Bestuurders van fietsen en motorfietsen zijn verplicht het voor hen gemarkeerde pad te gebruiken. Waar het fietspad eindigt, het signaal "Einde van het fietspad" (260.1) kunnen worden ingesteld.

Bestuurders van andere voertuigen mogen niet op het fietspad rijden dat is afgebakend door een onderbroken streep (609), mits zij daardoor het fietsverkeer niet hinderen. Als automobilisten een fietspad of fietsstrook moeten oversteken, moeten zij bij het afslaan de fietsers voorrang verlenen.