Regels voor het rijden

35 Slepen

De maximumsnelheid tijdens het slepen is 40 km/h. Bij het slepen moet het pechsignaal aan de achterzijde van het getrokken voertuig worden bevestigd. Het getrokken voertuig moet worden bestuurd door een bestuurder met een identiteitskaart, tenzij de sleepinrichting voor de besturing zorgt.

Motorvoertuigen (behalve motorfietsen) mogen niet meer dan één ander motorvoertuig zonder aanhangwagen trekken, motorfietsen niet meer dan één motorfiets. Slepen is verboden indien het te slepen voertuig nog bruikbare pedalen heeft.

Sleepstokken mogen maximaal 5 m lang zijn, sleepkabels maximaal 8 m. Het touw moet in het midden duidelijk gemarkeerd zijn. Slechts één motorfiets in pech mag met één touw worden gesleept. Het touw moet zo worden bevestigd dat de motorrijder het in geval van nood onmiddellijk kan losmaken.