Regels voor het rijden

32 Cargo

Het is niet toegestaan voertuigen te overladen. De lading moet zodanig worden bevestigd dat niemand in gevaar wordt gebracht of wordt gehinderd en dat zij niet kan vallen. Bij het vervoer van zichtbelemmerende ladingen moet bijzondere aandacht worden besteed aan het volgen van een rijstrook en het nemen van bochten. De bedieningsplaten en de verlichtingsinrichtingen mogen niet door de lading aan het oog worden onttrokken.

De lading mag niet over de zijkanten van meersporige motorvoertuigen en aanhangwagens uitsteken.

Uitzonderingen:

a. ondeelbare sportuitrustingen met een maximale breedte van 2,55 m op aanhangwagens voor sportuitrustingen.
b. aan de achterzijde van motorvoertuigen bevestigde fietsen, indien zij niet meer dan 20 cm per kant boven het voertuig uitsteken en de totale breedte niet meer dan 2 m bedraagt.

Fahrzeug LadungDe lading mag maximaal 3 m naar voren uitsteken, gemeten vanaf het middelpunt van de stuurinrichting, in het geval van motorvoertuigen, en maximaal 5 m achter het middelpunt van de achteras in het geval van motorvoertuigen en aanhangwagens, indien deze uitsteekt buiten de laadruimte. Het einde van ladingen die meer dan 1 m uitsteken over de achterzijde van het voertuig moet worden gemarkeerd met een seinhuis (bol, piramide, enz.).

Het gewicht van dakdragers mag samen met hun lading niet meer dan 50 kg bedragen. Een hoger gewicht kan door de registratie-instantie worden goedgekeurd door middel van een vermelding in het kentekenbewijs. Dakbelasting heeft een negatief effect op het rijgedrag, vooral in bochten.

Een lading die tijdens de reis gemakkelijk kan wegwaaien (b.v. zand of stro) moet doeltreffend worden afgedekt.