Regels voor het rijden

31 Beveiliging van het voertuig

Alvorens het voertuig te verlaten, moet de bestuurder de motor afzetten en het voertuig beveiligen tegen wegrollen en gebruik door onbevoegden (ramen sluiten, autosleutels meenemen, enz.).

Trek bij een afdaling de handrem aan en neem verdere voorzorgsmaatregelen tegen wegrollen, zoals het inschakelen van de laagste versnelling of het uitwijken van de wielen tegen een obstakel aan de kant van de weg.

Op steile hellingen moet de wagen extra worden vastgezet met keggen of provisorische steunen. Bij aanhangwagencombinaties en losse aanhangwagens moeten ook op lichte hellingen wielkeggen worden aangebracht. De steunen moeten van de weg worden verwijderd voordat het voertuig wordt weggereden.