Regels voor het rijden

Ga weg: Indien de tram aan de linkerkant van de weg rijdt, moet de bestuurder van het voertuig dat in dezelfde richting rijdt voldoende ruimte laten om het tegemoetkomende verkeer links voor te laten gaan.

30 Gedrag op spoorwegovergangen

Stop voor spoorwegovergangen wanneer de slagbomen sluiten of de seinen (rood knipperlicht, rood licht en geluidssignalen) aangeven dat u moet stoppen. Als een spoorwegovergang geen slagbomen of seinen heeft of als het gele licht van een verkeerslicht knippert, is bijzondere voorzichtigheid geboden, kijk naar rechts en naar links en rijd alleen als er geen spoor in aantocht is. Als je oversteekt, vermijd dan elk oponthoud.

Zware motorvoertuigen stoppen buiten de bebouwde kom ongeveer 100 m voor spoorwegovergangen om het inhalen voor volgwagens te vergemakkelijken.

Bij ongevallen op spoorwegovergangen moeten de betrokken partijen de spoorwegadministratie onmiddellijk op de hoogte brengen.