Regels voor het rijden

Regels als voetganger

Voetgangers mogen niet bij verrassing voetgangersoversteekplaatsen oprijden. De rijbaan moet voorzichtig en via de kortste weg worden overgestoken. Voetgangers moeten gebruik maken van voetgangersoversteekplaatsen, viaducten of metro's indien deze zich op minder dan 50 m afstand bevinden.

Vooral voor en achter stoppende auto's moeten voetgangers voorzichtig de rijbaan opgaan.

Voetgangers hebben voorrang op voetgangersoversteekplaatsen zonder verkeersregels, behalve in verband met trams. Zij mogen echter geen voorrang verlenen wanneer het voertuig al zo dichtbij is dat het niet meer op tijd kan stoppen.

Voetgangers moeten de trottoirs gebruiken, indien beschikbaar. Anders moeten zij aan de kant van de weg lopen en, indien bijzondere gevaren dit vereisen, achter elkaar. Tenzij er bijzondere omstandigheden zijn (b.v. geen alternatief), moeten zij links van de weg blijven, vooral 's nachts binnen de bebouwde kom.

Voetgangerszuilen op rijbanen buiten de bebouwde kom moeten 's nachts en wanneer de weersomstandigheden zulks vereisen, zijn voorzien van een geel, niet-verblindend licht, ten minste aan de voorzijde en aan de achterzijde aan de linkerzijde.