Regels voor het rijden

24 Volgen

Enkelsporig rijden creëert ruimte voor volgvoertuigen en houdt het verkeer in goede banen.

De bestuurder moet bij het oprijden van de rijstrook rekening houden met het tegemoetkomende verkeer en de hem achtervolgende voertuigen. De rijstrook moet worden aangekondigd met de richtingaanwijzer.

De bestuurder moet bij het keren tijdig de rijstrook gebruiken. Ook bij het afslaan buiten verkeersknooppunten (b.v. voor ingangen van garages) en, voor zover mogelijk, op smalle wegen moet het voertuig op de rijbaan gaan rijden.

Wie rechtsaf wil slaan, moet bij het oprijden van de rijstrook de rechterkant van de weg aanhouden, wie linksaf wil slaan, moet dat tegen het midden van de weg doen. Voertuigen die tegen het midden van de weg zijn opgesteld, moeten rechts worden gepasseerd.

Wanneer u naar de linkerrijstrook gaat, moet de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer vrij blijven. Op driebaanswegen met of zonder markeringen mag de middelste rijstrook met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt.

Op baanvakken met één spoor is het verboden naar andere banen over te gaan om in te halen, behalve op banen met dezelfde bestemming. Enkelsporige secties worden gedefinieerd door "Voorrangswegwijzers met rijbaansplitsing" (438/439), "Enkelsporige borden" en (441/442) "Single-track pijlen" (606) gemarkeerd.

Als er geen tram nadert, mogen linksafslaande automobilisten de rijbaan van de tram gebruiken om in te voegen.