Regels voor het rijden

Motorrijders mogen geen voorwerpen bij zich hebben die het seinen onmogelijk maken of andere weggebruikers in gevaar brengen. De vervoerde voorwerpen mogen niet breder zijn dan 1 m.

Tenzij een strengere sanctie van toepassing is, is eenieder die ongeoorloofde wijzigingen aan een voertuig aanbrengt (bv. om de maximumsnelheid te verhogen), daaraan medeplichtig is of daartoe aanzet, strafbaar met een boete.

Het dragen van veiligheidshelmen

Bestuurders en passagiers van motorfietsen met of zonder zijspan, van kleine motorfietsen en van fietsen met hulpmotor moeten tijdens het rijden een goedgekeurde veiligheidshelm dragen.

Verlichting

De volgende lichten en reflectoren moeten permanent op een motorfiets zijn gemonteerd:

a. aan de voorzijde: een groot licht, een dimlicht en een parkeerlicht.
b. aan de achterzijde: een achterlicht, een stoplicht, een kentekenplaatverlichting en een niet-driehoekige reflector.

De volgende lichten en reflectoren moeten permanent op een motorfiets zijn gemonteerd:

a. aan de voorkant: een gedimde balk.
b. aan de achterzijde: een achterlicht en een niet-driehoekige achterreflector.
c. voorste en achterste pedaalreflectoren met een verlicht gebied van ten minste 5 cm elk.2